vrijdag 17 augustus 2007
Harry Mulisch - De ontdekking van de hemel
Voor mij is augustus 'Harry-maand'. Later een mailtje over Harry Potter, maar nu eerst mijn leesverslag van de Ontdekking van de Hemel. Het wemelt er van de verklappers, dus lees vooral NIET door als je dat niet aanstaat.
V
E
R
K
L
A
P
P
E
R
Het verhaal
Twee ‘engelen’ spreken met elkaar. Of beter gezegd, vieren de geslaagde afloop van een missie die zij in opdracht van de Chef hebben uitgevoerd. Of nog beter gezegd, de ene ‘engel’ brengt aan de ander verslag uit over hoe hij/zij dit voor elkaar heeft gekregen. Het verslag is het verhaal van (Onno, Max, Ada, Sophia en vooral van) Quinten.
Een bijzondere manier van vertellen. Verlies je je net in het verhaal van Onno en Max, in dat van Quinten of Ada, komen die ‘engelen’ er weer tussendoor die duidelijk maken dat het hier niet gaat om toevallige gebeurtenissen, maar dat alles wat je zojuist gelezen hebt, door één van hen zorgvuldig georchestreerd is.
Wat is dan die zorgvuldig voorbereide opdracht?
Daar kom je eigenlijk pas helemaal aan het eind van het boek achter. Wel weet je vanaf het begin dat veel moeite gedaan moet worden om de juiste persoon te ‘kweken’. Om deze persoon geboren te kunnen laten worden zijn zelfs twee wereldoorlogen nodig.
Een ontmoeting tussen Onno, een wereldvreemd talenwonder uit een gereformeerde familie van aristocratische, politieke zwaargewichten en Max, de zoon van een joodse vrouw en een oorlogsmisdadiger leidt tot een hele diepe vriendschap tussen beiden.
En een bijzondere verwekking, waarbij de moeder Ada op een avond met haar ex-vriend Max en met haar huidi ge vriend Onno vrijt. Onno weet hier niets van, maar Max is zo bang dat zijn vriendschap met Onno bedorven zal worden doordat het kind bij de geboorte op hem zal lijken. De vriendschap wordt bedorven door dit geheim en bekoelt, al denkt Onno dat dat komt omdat hij met de ex van Max is verder gegaan.
Het lijkt zelfs alsof het sperma van beide mogelijke vaders nodig is geweest, de jongen die geboren wordt (Quinten) lijkt immers op geen van beiden of op misschien wel allebei. De ene ‘engel’ doet in ieder geval voorkomen alsof Max de vader is, maar in de loop van het boek raakte ikzelf daarvan steeds minder overtuigd. Quinten heeft het fenomenale geheugen van Onno (Onno op p. 263: ‘Dat is het gevolg van het ellendige feit, dat ik niet kan vergeten wat ik ooit heb gelezen.’ en later zegt Quinten in Rome ook iets dergelijks (dat heb ik niet geezelsoord, dus kan ik zo snel niet terugvinden)).
Om zijn opdracht te kunnen gaan vervullen moet de jongen door verschillende bijzondere volwassenen opgevoed worden. En dus moet zijn thuissituatie grondig ontwricht worden. Zijn moeder raakt al voor de geboorte in coma, zijn vader (het is 1968!) kan de baby ‘natuurlijk niet alleen opvoeden’. Max biedt aan om het kind (dat misschien wel het zijne is!) op te voeden met hulp van schoonmoeder Sophia, met wie hij een extreem heimelijke verhouding heeft. Het is een ‘offer Onno can’t refuse’ en dus wordt het kind door Max en Sophia opgevoed.
Ze wonen in een kasteel in de buurt van Westerbork, waar Max als astronoom werkt bij de radiotelescoop die op het terrein van het voormalige doorvoerkamp is gevestigd en vanwaar de moeder van Max, verraden door zijn vader, op doorreis naar Auschwitz moet zijn geweest.
Quinten is een bijzonder kind: stil met extreem blauwe ogen, zwart haar, bedachtzaam, los van de gewone wereld lijkt het. Zo mooi ook dat hij de aandacht trekt: ‘Bovendien was zijn schoonheid ‘onquistiaans’, zoals zijn tante Antonia het uitdrukte: een Quist was niet mooi. Schoonheid was eigenlijk ongepast voor nette mensen.’ Een huisgenoot (mijnheer Spier, beeldhouwer) noemt hem Antinoüs, een beeldschone jongeling uit de Romeinse oudheid.
In het kasteeltje waar ze wonen, leeft een flink aantal bijzondere mensen: een wat stiekeme sjacheraar, een numeroloog, een kunsthistoricus, een beeldhouwer. Van elk krijgt Quinten kennis mee.
Zijn vader ziet hij slechts incidenteel: die jaagt een politieke carrière na (zou Onno een deel van Ger Kleins leven hebben toegewezen gekregen??) en pakt de relatie met de vriendin die hij had vóór Ada (Helga) weer op.
Als Quinten een jaar of 13 is, komt Helga om het leven en verdwijnt zijn vader, die niet met het verlies van alweer een geliefde om kan gaan. Onno en Quinten zagen elkaar zelden, dus er lijkt aan hem niet veel verloren te gaan. Maar als Quintens pleegvader Max door een meteoriet getroffen wordt en om het leven komt, besluit de jongen zijn vader te gaan zoeken. Natuurlijk vindt hij hem, want niets is toeval. Onno blijkt zich in Rome op te hebben gehouden. Daar samen ronddwalend krijgt Quinten een schok: de Burcht )(Quinten heeft een terugkerende droom over een gebouw, dat hij De Burcht noemt) blijkt echt te bestaan! En dus _moet_ hij weten wat zich daar bevindt.
Literatuuronderzoek door zijn vader die immers talenwonder is en speculaties brengen hem tot de conclusie dat de stenen tafelen die door Mozes beschreven zijn met het Verbond van God (de tien geboden) zich daar moeten bevinden. Dwaze avonturen en geluk helpen hem de tafelen naar Jeruzalem te retourneren en de geboden ‘vrij’ te laten uit de stenen tafelen. Dat blijkt de opdracht te zijn die moest worden uitgevoerd. God verbreekt zijn verbond met de mensheid. Die zoeken het zelf verder maar uit. De aankondiging van het einde van de mensheid of de gelijktrekking van de mens met God? Heeft de mensheid zijn eigen hemel maakbaar gemaakt? Is de hemel nu ontdekt?
Allerlei gedachten
Telkens klinkt in het relaas van de ‘engelen’ door de angst dat de Chef de mens te slim heeft gemaakt, diens ontwikkeling gaat zo razendsnel dat zij God wel eens voorbij zouden kunnen streven. En dat ze daarom niet meer in zijn bestaan geloven. Of zou dat het werk van Lucifer zijn? Doordat Francis Bacon een pact heeft gesloten met de duivel! [verwijzingen hiernaar komen ook telkens terug!] ‘Lucifer heeft gewonnen, het is zinloos er nog langer omheen te draaien. Door zijn duivelse zet met de verraderlijke baron heeft hij zich de sterkere getoond, daar helpt geen moedertjelief meer aan.’ ‘Via het lichaam van de mensen heeft Lucifer hun geest in zijn greep gekregen. Onze grootste fout is, dat wij hem altijd hebben onderschat. Wij dachten dat het zo’n vaart wel niet zou lopen, want wie kon het nu opnemen tegen de Chef? Soms denk ik – het is zonde dat ik het zeg – dat hij de mensen veel beter kent dan de Chef.’
De hemel kan ook het heelal zijn. En dus een verwijzing naar alles dat de mens ontdekt door middel van de apparatuur zoals Max die in Westerbork heeft staan. In het kader daarvan stond er een interessant stukje in de Intermediair van 10 augustus. De telescoop die in de tijd van Max gebouwd is (trouwens nog steeds de sterkste radiotelescoop ter wereld), wordt nu verder uitgebouwd om het heelal nog beter in kaart te kunnen brengen.
Overdag zijn Max en Sophia uiterst beleefd tegen elkaar maar in de nacht zoekt Sophia Max op ‘in het donker veranderd in een wellustige, kreten slakende Circe’ (over het wellustige van Circe kan ik op wikipedia.nl niets vinden trouwens, wel dat zij mannen in beesten veranderde, maar dat lijkt me hier niet de juiste interpretatie). Het lijkt wel alsof ze buiten zichzelf handelt (‘Hij was er van overtuigd, dat op een of andere manier haar nachtleven overdag werkelijk niet voor haar bestond, zo min als men zich overdag zijn dromen kon herinneren. Hij was haar droom en dat moest hij blijven. Als hij overdag tegen haar zou zeggen, dat zij toch maar weer een opwindende nacht hadden gehad, dan zou zij misschien werkelijk niet weten waarover hij sprak en hem de deur uit gooien met zijn rare praatjes.’). En inderdaad, op het moment dat Quinten een keer ’s nachts huilt en Sophia in Max’ bed tot zichzelf komt is het afgelopen met de verhouding.
Helga, die toch uiteindelijk de grote liefde van Onno is. Of beter gezegd, een wel gemakkelijke liefde. Ze lijkt me een niet-veeleisende vrouw. Onno beseft pas hoe belangrijk ze voor hem was als ze sterft.
De kletskoppen, die bij belangrijke wendingen een rol spelen. Ze worden geserveerd op het familieberaad waar (bijna buiten Onno om!) over het lot van zijn kind wordt besloten. Bij de begrafenis van de vader van Onno, de eerste begrafenis die Quinten meemaakt. En die helemaal aan het eind van het boek zo’n belangrijke rol spelen bij zijn plots opborrelende vermoeden van Onno dat Max wellicht de vader van Quinten is.
Cuba, als bijna verpersoonlijking van het linkse idealisme en eigenlijk ook de ondergang er van. Max, Ada en Onno gaan er naar toe, door een misverstand worden Max en Onno bij een congres revolutionairen ingedeeld, dat Onno later zijn politieke carrière kost, Quinten wordt er verwekt: het dubbele overspel (Onno en María, Max en Ada). Max die vermoedt wat Onno gedaan heeft, en Onno die pas aan het eind van het boek vermoedt dat Quinten wellicht (ook) de zoon van Max is.
De belangrijke plaats die geometrische figuren innemen: de driehoek rond Auschwitz, de man van Vitruvius (da Vinci), de p recieze afmetingen van het tabernakel. Perfect harmonisch, zowel in de muziek (p. 622: experiment met de gitaar) als in de architectuur.
Max, die op het moment dat zijn vriendin een kind van hem wil en binnen op hem ligt te wachten, een diep inzicht krijgt en dan door een meteoriet tot as wordt verbrand. Ironie ten top.
Raar dat Quinten maar zo’n zijdelingse interesse in zijn moeder heeft en dat hij tot aan het eind van het boek de lege woorden van zijn vader gelooft: zij is ‘niemand’. Een jongen van 17 zal toch zeker wel weten wat coma is?
Raar ook dat Quinten zo weinig weet van de bijbel, als gymnasiast. Hierdoor gaat Mulisch allerlei dingen uitleggen, zodat het boek ook voor minder ingewijden te lezen blijft. Jammer.
De ‘engelen’ wissen hun sporen uit: Ada sterft op het moment dat de tafelen door Quinten afgeleverd wordt, die verdwijnt weer richting Het Licht, Max is al gedood door de meteoriet en zeer waarschijnlijk krijgt Onno een (fatale??) hersenbloeding.
Maar Ada sterft niet zomaar. Eindelijk, na 17 jaar in een coma te hebben gelegen, wordt zij geeuthanaseerd. Halverwege de jaren ’90 kan dit wel, wat eind jaren ’60, bij de geboorte van Quinten nog niet eens ter sprake kon worden gebracht. En dan krijgt ze de verlossende spuit van haar moeder, mind you, niet van een dokter. Dan is ze inmiddels vreselijk afgetakeld. Een lijf slechts nog, geen mens. Kern hiervan is het zijn of het niet zijn als je in coma ligt: ben je nog wel iemand of ben je niemand meer, als je hersenactiviteit is gedoofd? Een lichaam zonder ziel? Net als de Burcht ‘Een buitenkant, zonder binnenkant’
Citaten
De vriendschap tussen Onno en Max is van een hoog intellectueel hersengymnastisch gehalte, maar gaat tegelijkertijd veel dieper:
‘Maar hun onafgebroken stroom theorieën, grappen, beschouwingen en anekdoten vormde niet hun eig enlijke gesprek: dat vond daaronder plaats, zonder woorden , en het ging over henzelf. Soms werd het langs een omweg zichtbaar, zoals in vroeger dagen vissers op de Noordzee een school haringen ontdekten aan haar zilverige weerschijn tegen de wolken.’
Max vergelijkt hen zelfs met van Leopold en Loeb, twee Amerikaanse rechtenstudenten, die besloten om een perfecte misdaad te plegen want zij waren ‘ontstegen aan alle menselijke wetten’. Helaas voor Max waren deze heren dus ook niet vrij om te doen wat zij wilden: hun schuld werd ontdekt en zij kregen levenslang.
Over het beleven van muziek:
‘Zij (Ada) had het conservatorium in Den Haag doorlopen, zij was iemand van het vak, die wist dat het bij muziekmaken niet ging om het uitdrukken van emoties, maar om het oproepen er van: dat kon alleen slagen als het professioneel gebeurde, dat wil zeggen onbewogen, zoals een chirurg zijn werk deed – wat voor theatrale grimassen dirigenten en solisten vaak ook plachten te trekken als zij wisten, dat zij bekeken werden; thuis of tijdens repetities trokken zij die gezichten nooit, orkestmusici deden het even min, want het waren toehoordersgezichten.’
Mulisch verwijst volgens mij ook naar zichzelf:
‘Ada had ook de schrijver gezien die die Amsterdamse avond in het forum had gezeten, net als de schaakgrootmeester trouwens’ (verwijst hij hier naar Jan-Hein Donner? Wikipedia.nl vermeldt hun vriendschap: “Hij was een groot bewonderaar en bij tijden ook een vriend van de schrijver Harry Mulisch.”)
Op Cuba ontmoeten zij elkaar weer:
‘… ontmoette hij naast zich plotseling de blik van de Nederlandse schrijver, die in Amsterdam in het forum had gezeten. (…) “Ik fantaseer nooit iets (…). Ik herinner het mij. Ik herinner mij dingen, die nooit gebeurd zijn. Net als wanneer je mijn roman leest.’
De mensheid gelooft niet, dat alles georchestreerd is:
‘Wat was dit voor nacht? Maar nu trof het hen, andere nachten trof het anderen, en ook vannacht trof het ontelbare anderen, - er was nooit een dag of een nacht of maar een moment, waarop zoiets niet aan de gang was voor iemand, zo lang de mensheid bestond. Zonder onderbreking waarde het onheil rond op aarde, als een zwaluw door een muggenzwerm, met scherpe zwenkingen, zijn snavel wijd open.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten