donderdag 30 augustus 2007

JK Rowling - Harry Potter and the deathly hallows



Lees NIET verder als je het boek niet uit hebt!

v

e

r

k

l

a

p

p

e

r

Er werd bij de boekgrrls gediscussieerd over het laatste stukje van het boek, de scene in King's Cross Station. Volgens mij is Harry niet op King's Cross maar doet de ruimte waar hij is hem denken aan King's Cross. Ff opzoeken. Ja, ik citeer:
'It looks,' he said slowly, 'like King's Cross station. Except a lot cleaner, and empty, and there are no trains as far as I can see.'
'King's Cross Staion!'Dumbledore was chuckling immoderately. 'Good gracious, really?'
'Well, where do you think we are?' asked Harry, a little defensively.
'My dear boy, I have no idea. This is, as they say, your party.'
Hoog en groot, met een glazen plafond, maar voortkomend uit een mist (alsof alles nog gevormd moest worden). Harry's beeld bij de hemel?

Daarnaast hadden we het over het jammerende ding. Ik concludeer dat dat Voldemort is. Harry en hij zijn allebei naar deze 'tijdelijke' hemel gegaan, want de een kan immers niet leven zonder de ander! En van Voldemort was niet veel meer over, na de vernietiging van bijna alle delen van zijn ziel. Vandaar het whimpering babythingie. Want ook Voldemort lijkt terug te keren tot leven als Harry 'King's Cross' weer verlaat.

Ook draaide de discussie rond het berouw tonen van Voldemort. Ik denk dat Rowling het zichzelf daar ff iets te moeilijk maakt en daardoor de zonde van de inconsistentie begaat:
Harry en Voldemort zijn immers op verschillende manieren met elkaar verbonden:
- via het deel van Voldemorts ziel dat hij in Harry heeft achtergelaten bij de mislukte moordpoging op Harry als baby. Harry als Horcrux. Daardoor kon Harry de gevoelens van Voldemort zo g oed lezen. Briljante vorm. Deze verbinding wordt verbroken als hij Harry nu opnieuw tracht te doden. Die poging mislukt doordat Harry de Ressurection stone bij zich heeft, waardoor Harry (omdat hij zich niet verzet tegen het gedood worden) niet sterft, maar de keuze krijgt om terug te keren. Althans, zo vatte ik het op. Harry is dus daarna weer 'schoon': het deel van Voldemorts ziel is door Voldemort zelf om zeep geholpen, want die had niet de bescherming van de Ressurection Stone.
- maar ook is er andersom een connectie gelegd, van Harry naar Voldemort. En wel via Harry's bloed dat Voldemort in deel vier tapt om weer tot leven te komen. Hierdoor is niet alleen Harry beschermd (Lily's liefde zat in zijn bloed), maar ook Voldemort. Deze verbinding wordt volgens mij nergens verbroken. Hoe kan het dan toch gebeuren dat Voldemort toch dood gaat???

Tot slot moet me van het hart dat ik het einde ronduit vreselijk vond. Zo'n mierzoet stukje over 19 jaar later. Bleh! Daarentegen vond ik het wel weer leuk vond dat de o-zo-correcte Dumbledore 'ontmaskerd' werd als een gewoon machtsbelust mannetje... Rowling is niet bang de zaken eens goed op zijn kop te zetten. Om te laten zien dat niemand honderd procent goed dan wel slecht is. Da's fijn.

woensdag 29 augustus 2007

Nicholas Sparks - The notebook



Meegenomen van de boekgrrls-jubileum-boekenruil op Vlie. Ik las het op de eerste vakantiedag in Zuid-Frankrijk in een paar uurtjes weg.

Een oude man schuifelt door een gang op weg naar iemand die huilt. Een vrouw. Is ze stervende? Is ze gehandicapt? Hij begint haar een verhaal voor te lezen. Een erg zoet liefdesverhaal, echt zo zoet dat je je bijna misselijk af wilt wenden. En dat ook nog in zijn geheel is opgenomen in het boek. Maar zet even door, want pas aan het eind begrijp je waarom, als duidelijk wordt wie de man is en aan wie het boek voorgelezen wordt. Dat verklappen is het thema vertellen, zou moeten kunnen, maar toch is het zonde... Het wordt niet voor niets tot het eind toe niet verteld.

Eindconclusie: mooi boekje.

Het is ook verfilmd. Ben wel benieuwd of daarin dezelfde versluierdheid zit.

maandag 27 augustus 2007

Joanne Harris - Chocolat



Een paar jaar geleden kregen we een kerstpakket afgeleverd door onze buren, bij hen afgegeven door een aannemer. De aannemer kenden we niet eens, we hebben nog gebeld, maar geen gehoor. Nou ja, toen hebben we het maar gehouden want: het was een chocoladepakket. Bonbons, chocolademelk met rum en mooie mokken, kerstchocoladehulstblaadjes, mokkaboontjes. Mjammie! En dat alles kon verorberd worden tijdens het lezen van Chocolat van Joanne Harris. _Kon_ zeg ik, want het boek heeft jaren ergens onderop mijn MTBR gelegen. En het had er misschien nog steeds gelezen als ik niet een DVD had geërfd van Marion met de gelijknamige film. Toen ik die afgelopen voorjaar zag, vond ik het tijd om de MTBR eens op zijn kop te zetten. En zo gezegd, zo gedaan. En ik heb er geen spijt van!

Chocolat gaat over Vianne Rocher, die met haar zesjarig dochtertje aankomt in een klein dorp in Zuid-Frankrijk en besluit daar (voorlopig) te blijven om een chocolaterie te beginnen. Het is vastenavond. In de weken daarop volgend nestelt Vianne zich in het dorp en met haar chocola in de harten van de dorpelingen. Maar niet bij alle dorpelingen. De priester en zijn groupies (een aantal diepgelovige dames, of althans, dat zouden ze graag willen doen geloven) van het dorp bekijkt de winkel met de nodige argwaan: hoe kan het nou zo zijn dat zijn schaapjes in de vastentijd bezwijken voor de verlokkingen van chocola? Het wordt er niet beter op als Vianne onderdak geeft aan Joséphine Muscat, die mishandeld werd door haar man, waar het hele dorp van wist, maar niemand wat aan deed. En als er een groep bootbewoners (een soort zigeuners) aanlegt bij het dorp en Vianne met hen bevriend raakt is het helemaal mis. Tot overmaat van 'ramp' kondigt ze ook nog aan op Tweede Paasdag een chocoladefestival te gaan houden. Dat is de druppel die de emmer doet overlopen en de priester besluit dat er wat gedaan _moet_ worden. Wie wint?

Klinkt als een simpel verhaaltje. Maar door er wat bijna magische, sprookjesachtige elementen in te verweven, zoals de geheimzinnige imaginaire knuffel van het dochtertje, de dromen van Vianne, haar zwervende verleden met haar moeder en de hints over een donker geheim van de priester ontstijgt het het niveau 'simpel' zeker. Bovendien is het gewoon heel lekker geschreven. Zo beeldend, dat je de chocola bijna kunt proeven.

En wat doet de film het boek eer aan. Slechts kleine details zijn daarin niet opgenomen. Met Juliette Binoche als Vianne en Johnny Depp als een van de zigeuners. Het eind hebben ze overigens in de film wel sterk veranderd. Niet beter, niet slechter, wel anders.

Een boek voor lekkerbekken.

Carlos Ruiz Zafón - Gaudí in Manhattan



Nadeel van online kopen is dat je de boeken niet in kunt kijken. Zo schafte ik van de week Gaudí in Manhattan van Carlos Ruiz Zafón ongezien aan. Laat je nier om de tuin leiden door het schattige uiterlijk, dit dunne boekje ontstijgt het niveau van een opstel van een derdeklasser absoluut niet!

Het is 1908. Een student architectuur wordt gevraagd met Gaudí, de meesterlijke maar wel wereldvreemde Catalaanse architect van o.m. de Sagrada Familia in Barcelona naar New York te reizen, om daar als tolk te dienen. Een steenrijke magnaat wil namelijk een door Gaudí ontworpen wolkenkrabber realiseren, in ruil voor geld om de Sagrada Familia af te kunnen maken. Daar aangekomen blijkt dit een mysterieuze vrouw te zijn.

Nou, en nou heb ik bijna het hele verhaaltje al verteld, met uitzondering van de laatste pagina. In het midden van het boekje is nog een aantal foto's opgenomen, die voegen niets toe, maar zorgen wel voor enig volume, anders was het vast niet mogelijk om het verhaaltje in te binden.

Ergo: niet kopen, niet lezen, niet kado doen! Zonde van je geld en niet goed voor de vriendschap :-)

zondag 26 augustus 2007

Remco Campert - Dagboek van een poes



Een half uurtje puur leesgenot, dit dagboek van een poes. Poes heet Poef en woont met Bril en Rok in een huis met een tuin. Poes beleeft avonturen met de andere poezen in de buurt, die stuk voor stuk vreselijke namen hebben als Napoleon (afgekort tot Nappie) en Comtesse de Noailles (afgekort tot Kont), maar die vooral toch bang zijn voor Harry, de buurtkater. De bezigheden van Rok en Bril en de andere tweebenigen (of staartlozen) verwonderen Poef. En de bezigheden van Poef verwonderen Rok en Bril. Ach, een kat te zijn wordt door Campert bijna voorstelbaar.

De vormgeving is ook nog eens geweldig. Een mooie foto van een dikke cyperse kat op de voorkant, en elke overdenking van Poef wordt bekroond met een klein ehrm... ikoontje van een zwarte poes met een wit halsbandje om.

Wat een juweeltje!

zaterdag 25 augustus 2007

David Mitchell - Cloud Atlas



Dit boek vond ik ZO mooi en bijzonder en intrigerend en en en :-) ik kan het simpelweg NIET onder woorden brengen. Leest dit allen!

dinsdag 21 augustus 2007

Isabel Allende - Inés, vrouw van mijn hart



De eerste week van mijn vakantie las ik de laatste roman van Isabel Allende. Hierin beschrijft ze het geromantiseerde leven van Inés Suárez, die in het stichten van Chili in de 16e eeuw een belangrijke rol speelde.

We volgen Inés vanaf dat ze een jaar of twintig is en zich geeft aan een foute man. Die foute man bezwijkt voor de fabels met goud en roem die geschilderd worden als zekere toekomst voor mensen die de Nieuwe Wereld (Zuid-Amerika) onder Spaanse heerschappij zullen brengen.

Inés volgt haar man (die inmiddels overleden blijkt) en krijgt een verhouding met Pedro de Valdivia, de militair die op listige en briljante maar vreselijk wrede wijze het land weet te veroveren. Samen lijken ze een onverslaanbaar duo. Haar organisatietalent, stichterstalent, doorzettingsvermogen en zijn militaire inzicht.

Ze wonen samen, maar vormen geen stel: hij is getrouwd (al is zijn vrouw in Spanje achtergebleven). Op het moment dat er druk op Pedro moet worden uitgeoefend dwingen ze hem Inés te verstoten. Zij wordt naar Spanje teruggestuurd (want voor ongetrouwde vrouwen werd Zuid-Amerika als veel te gevaarlijk beschouwd) tenzij ze trouwt. Dat doet ze prompt, met een vriend van Pedro, Rodrigo de Quiroga, een andere conquistador die zijn Indiaanse vrouw pas heeft verloren. Niet lang daarop komt Pedro om het leven. Inés leeft nog vele jaren.

Een intrigerend leven, een intrigerend tijdperk. Het had een mooi boek moeten zijn. En toch: na 250 pagina's (van de 410) had ik het wel gezien. Meer van hetzelfde: slachtingen onder de Indianen, meer slachtingen, nog meer slachtingen. En Allende heeft daarnaast sinds haar eerste roman geen andere manier van vertellen uitgeprobeerd. En daar was ik al eerder op uitgekeken. Heb het wel uitgelezen, met lange tanden (want anders had ik niet voldoende vakantieleesvoer b ij me gehad). Gaat in de ruildoos.

vrijdag 17 augustus 2007

Harry Mulisch - De ontdekking van de hemel



Voor mij is augustus 'Harry-maand'. Later een mailtje over Harry Potter, maar nu eerst mijn leesverslag van de Ontdekking van de Hemel. Het wemelt er van de verklappers, dus lees vooral NIET door als je dat niet aanstaat.

V

E

R

K

L

A

P

P

E

R

Het verhaal
Twee ‘engelen’ spreken met elkaar. Of beter gezegd, vieren de geslaagde afloop van een missie die zij in opdracht van de Chef hebben uitgevoerd. Of nog beter gezegd, de ene ‘engel’ brengt aan de ander verslag uit over hoe hij/zij dit voor elkaar heeft gekregen. Het verslag is het verhaal van (Onno, Max, Ada, Sophia en vooral van) Quinten.
Een bijzondere manier van vertellen. Verlies je je net in het verhaal van Onno en Max, in dat van Quinten of Ada, komen die ‘engelen’ er weer tussendoor die duidelijk maken dat het hier niet gaat om toevallige gebeurtenissen, maar dat alles wat je zojuist gelezen hebt, door één van hen zorgvuldig georchestreerd is.

Wat is dan die zorgvuldig voorbereide opdracht?
Daar kom je eigenlijk pas helemaal aan het eind van het boek achter. Wel weet je vanaf het begin dat veel moeite gedaan moet worden om de juiste persoon te ‘kweken’. Om deze persoon geboren te kunnen laten worden zijn zelfs twee wereldoorlogen nodig.
Een ontmoeting tussen Onno, een wereldvreemd talenwonder uit een gereformeerde familie van aristocratische, politieke zwaargewichten en Max, de zoon van een joodse vrouw en een oorlogsmisdadiger leidt tot een hele diepe vriendschap tussen beiden.
En een bijzondere verwekking, waarbij de moeder Ada op een avond met haar ex-vriend Max en met haar huidi ge vriend Onno vrijt. Onno weet hier niets van, maar Max is zo bang dat zijn vriendschap met Onno bedorven zal worden doordat het kind bij de geboorte op hem zal lijken. De vriendschap wordt bedorven door dit geheim en bekoelt, al denkt Onno dat dat komt omdat hij met de ex van Max is verder gegaan.

Het lijkt zelfs alsof het sperma van beide mogelijke vaders nodig is geweest, de jongen die geboren wordt (Quinten) lijkt immers op geen van beiden of op misschien wel allebei. De ene ‘engel’ doet in ieder geval voorkomen alsof Max de vader is, maar in de loop van het boek raakte ikzelf daarvan steeds minder overtuigd. Quinten heeft het fenomenale geheugen van Onno (Onno op p. 263: ‘Dat is het gevolg van het ellendige feit, dat ik niet kan vergeten wat ik ooit heb gelezen.’ en later zegt Quinten in Rome ook iets dergelijks (dat heb ik niet geezelsoord, dus kan ik zo snel niet terugvinden)).

Om zijn opdracht te kunnen gaan vervullen moet de jongen door verschillende bijzondere volwassenen opgevoed worden. En dus moet zijn thuissituatie grondig ontwricht worden. Zijn moeder raakt al voor de geboorte in coma, zijn vader (het is 1968!) kan de baby ‘natuurlijk niet alleen opvoeden’. Max biedt aan om het kind (dat misschien wel het zijne is!) op te voeden met hulp van schoonmoeder Sophia, met wie hij een extreem heimelijke verhouding heeft. Het is een ‘offer Onno can’t refuse’ en dus wordt het kind door Max en Sophia opgevoed.

Ze wonen in een kasteel in de buurt van Westerbork, waar Max als astronoom werkt bij de radiotelescoop die op het terrein van het voormalige doorvoerkamp is gevestigd en vanwaar de moeder van Max, verraden door zijn vader, op doorreis naar Auschwitz moet zijn geweest.

Quinten is een bijzonder kind: stil met extreem blauwe ogen, zwart haar, bedachtzaam, los van de gewone wereld lijkt het. Zo mooi ook dat hij de aandacht trekt: ‘Bovendien was zijn schoonheid ‘onquistiaans’, zoals zijn tante Antonia het uitdrukte: een Quist was niet mooi. Schoonheid was eigenlijk ongepast voor nette mensen.’ Een huisgenoot (mijnheer Spier, beeldhouwer) noemt hem Antinoüs, een beeldschone jongeling uit de Romeinse oudheid.

In het kasteeltje waar ze wonen, leeft een flink aantal bijzondere mensen: een wat stiekeme sjacheraar, een numeroloog, een kunsthistoricus, een beeldhouwer. Van elk krijgt Quinten kennis mee.

Zijn vader ziet hij slechts incidenteel: die jaagt een politieke carrière na (zou Onno een deel van Ger Kleins leven hebben toegewezen gekregen??) en pakt de relatie met de vriendin die hij had vóór Ada (Helga) weer op.

Als Quinten een jaar of 13 is, komt Helga om het leven en verdwijnt zijn vader, die niet met het verlies van alweer een geliefde om kan gaan. Onno en Quinten zagen elkaar zelden, dus er lijkt aan hem niet veel verloren te gaan. Maar als Quintens pleegvader Max door een meteoriet getroffen wordt en om het leven komt, besluit de jongen zijn vader te gaan zoeken. Natuurlijk vindt hij hem, want niets is toeval. Onno blijkt zich in Rome op te hebben gehouden. Daar samen ronddwalend krijgt Quinten een schok: de Burcht )(Quinten heeft een terugkerende droom over een gebouw, dat hij De Burcht noemt) blijkt echt te bestaan! En dus _moet_ hij weten wat zich daar bevindt.

Literatuuronderzoek door zijn vader die immers talenwonder is en speculaties brengen hem tot de conclusie dat de stenen tafelen die door Mozes beschreven zijn met het Verbond van God (de tien geboden) zich daar moeten bevinden. Dwaze avonturen en geluk helpen hem de tafelen naar Jeruzalem te retourneren en de geboden ‘vrij’ te laten uit de stenen tafelen. Dat blijkt de opdracht te zijn die moest worden uitgevoerd. God verbreekt zijn verbond met de mensheid. Die zoeken het zelf verder maar uit. De aankondiging van het einde van de mensheid of de gelijktrekking van de mens met God? Heeft de mensheid zijn eigen hemel maakbaar gemaakt? Is de hemel nu ontdekt?

Allerlei gedachten
Telkens klinkt in het relaas van de ‘engelen’ door de angst dat de Chef de mens te slim heeft gemaakt, diens ontwikkeling gaat zo razendsnel dat zij God wel eens voorbij zouden kunnen streven. En dat ze daarom niet meer in zijn bestaan geloven. Of zou dat het werk van Lucifer zijn? Doordat Francis Bacon een pact heeft gesloten met de duivel! [verwijzingen hiernaar komen ook telkens terug!] ‘Lucifer heeft gewonnen, het is zinloos er nog langer omheen te draaien. Door zijn duivelse zet met de verraderlijke baron heeft hij zich de sterkere getoond, daar helpt geen moedertjelief meer aan.’ ‘Via het lichaam van de mensen heeft Lucifer hun geest in zijn greep gekregen. Onze grootste fout is, dat wij hem altijd hebben onderschat. Wij dachten dat het zo’n vaart wel niet zou lopen, want wie kon het nu opnemen tegen de Chef? Soms denk ik – het is zonde dat ik het zeg – dat hij de mensen veel beter kent dan de Chef.’

De hemel kan ook het heelal zijn. En dus een verwijzing naar alles dat de mens ontdekt door middel van de apparatuur zoals Max die in Westerbork heeft staan. In het kader daarvan stond er een interessant stukje in de Intermediair van 10 augustus. De telescoop die in de tijd van Max gebouwd is (trouwens nog steeds de sterkste radiotelescoop ter wereld), wordt nu verder uitgebouwd om het heelal nog beter in kaart te kunnen brengen.

Overdag zijn Max en Sophia uiterst beleefd tegen elkaar maar in de nacht zoekt Sophia Max op ‘in het donker veranderd in een wellustige, kreten slakende Circe’ (over het wellustige van Circe kan ik op wikipedia.nl niets vinden trouwens, wel dat zij mannen in beesten veranderde, maar dat lijkt me hier niet de juiste interpretatie). Het lijkt wel alsof ze buiten zichzelf handelt (‘Hij was er van overtuigd, dat op een of andere manier haar nachtleven overdag werkelijk niet voor haar bestond, zo min als men zich overdag zijn dromen kon herinneren. Hij was haar droom en dat moest hij blijven. Als hij overdag tegen haar zou zeggen, dat zij toch maar weer een opwindende nacht hadden gehad, dan zou zij misschien werkelijk niet weten waarover hij sprak en hem de deur uit gooien met zijn rare praatjes.’). En inderdaad, op het moment dat Quinten een keer ’s nachts huilt en Sophia in Max’ bed tot zichzelf komt is het afgelopen met de verhouding.

Helga, die toch uiteindelijk de grote liefde van Onno is. Of beter gezegd, een wel gemakkelijke liefde. Ze lijkt me een niet-veeleisende vrouw. Onno beseft pas hoe belangrijk ze voor hem was als ze sterft.

De kletskoppen, die bij belangrijke wendingen een rol spelen. Ze worden geserveerd op het familieberaad waar (bijna buiten Onno om!) over het lot van zijn kind wordt besloten. Bij de begrafenis van de vader van Onno, de eerste begrafenis die Quinten meemaakt. En die helemaal aan het eind van het boek zo’n belangrijke rol spelen bij zijn plots opborrelende vermoeden van Onno dat Max wellicht de vader van Quinten is.

Cuba, als bijna verpersoonlijking van het linkse idealisme en eigenlijk ook de ondergang er van. Max, Ada en Onno gaan er naar toe, door een misverstand worden Max en Onno bij een congres revolutionairen ingedeeld, dat Onno later zijn politieke carrière kost, Quinten wordt er verwekt: het dubbele overspel (Onno en María, Max en Ada). Max die vermoedt wat Onno gedaan heeft, en Onno die pas aan het eind van het boek vermoedt dat Quinten wellicht (ook) de zoon van Max is.

De belangrijke plaats die geometrische figuren innemen: de driehoek rond Auschwitz, de man van Vitruvius (da Vinci), de p recieze afmetingen van het tabernakel. Perfect harmonisch, zowel in de muziek (p. 622: experiment met de gitaar) als in de architectuur.

Max, die op het moment dat zijn vriendin een kind van hem wil en binnen op hem ligt te wachten, een diep inzicht krijgt en dan door een meteoriet tot as wordt verbrand. Ironie ten top.

Raar dat Quinten maar zo’n zijdelingse interesse in zijn moeder heeft en dat hij tot aan het eind van het boek de lege woorden van zijn vader gelooft: zij is ‘niemand’. Een jongen van 17 zal toch zeker wel weten wat coma is?

Raar ook dat Quinten zo weinig weet van de bijbel, als gymnasiast. Hierdoor gaat Mulisch allerlei dingen uitleggen, zodat het boek ook voor minder ingewijden te lezen blijft. Jammer.

De ‘engelen’ wissen hun sporen uit: Ada sterft op het moment dat de tafelen door Quinten afgeleverd wordt, die verdwijnt weer richting Het Licht, Max is al gedood door de meteoriet en zeer waarschijnlijk krijgt Onno een (fatale??) hersenbloeding.

Maar Ada sterft niet zomaar. Eindelijk, na 17 jaar in een coma te hebben gelegen, wordt zij geeuthanaseerd. Halverwege de jaren ’90 kan dit wel, wat eind jaren ’60, bij de geboorte van Quinten nog niet eens ter sprake kon worden gebracht. En dan krijgt ze de verlossende spuit van haar moeder, mind you, niet van een dokter. Dan is ze inmiddels vreselijk afgetakeld. Een lijf slechts nog, geen mens. Kern hiervan is het zijn of het niet zijn als je in coma ligt: ben je nog wel iemand of ben je niemand meer, als je hersenactiviteit is gedoofd? Een lichaam zonder ziel? Net als de Burcht ‘Een buitenkant, zonder binnenkant’

Citaten
De vriendschap tussen Onno en Max is van een hoog intellectueel hersengymnastisch gehalte, maar gaat tegelijkertijd veel dieper:
‘Maar hun onafgebroken stroom theorieën, grappen, beschouwingen en anekdoten vormde niet hun eig enlijke gesprek: dat vond daaronder plaats, zonder woorden , en het ging over henzelf. Soms werd het langs een omweg zichtbaar, zoals in vroeger dagen vissers op de Noordzee een school haringen ontdekten aan haar zilverige weerschijn tegen de wolken.’
Max vergelijkt hen zelfs met van Leopold en Loeb, twee Amerikaanse rechtenstudenten, die besloten om een perfecte misdaad te plegen want zij waren ‘ontstegen aan alle menselijke wetten’. Helaas voor Max waren deze heren dus ook niet vrij om te doen wat zij wilden: hun schuld werd ontdekt en zij kregen levenslang.

Over het beleven van muziek:
‘Zij (Ada) had het conservatorium in Den Haag doorlopen, zij was iemand van het vak, die wist dat het bij muziekmaken niet ging om het uitdrukken van emoties, maar om het oproepen er van: dat kon alleen slagen als het professioneel gebeurde, dat wil zeggen onbewogen, zoals een chirurg zijn werk deed – wat voor theatrale grimassen dirigenten en solisten vaak ook plachten te trekken als zij wisten, dat zij bekeken werden; thuis of tijdens repetities trokken zij die gezichten nooit, orkestmusici deden het even min, want het waren toehoordersgezichten.’

Mulisch verwijst volgens mij ook naar zichzelf:
‘Ada had ook de schrijver gezien die die Amsterdamse avond in het forum had gezeten, net als de schaakgrootmeester trouwens’ (verwijst hij hier naar Jan-Hein Donner? Wikipedia.nl vermeldt hun vriendschap: “Hij was een groot bewonderaar en bij tijden ook een vriend van de schrijver Harry Mulisch.”)
Op Cuba ontmoeten zij elkaar weer:
‘… ontmoette hij naast zich plotseling de blik van de Nederlandse schrijver, die in Amsterdam in het forum had gezeten. (…) “Ik fantaseer nooit iets (…). Ik herinner het mij. Ik herinner mij dingen, die nooit gebeurd zijn. Net als wanneer je mijn roman leest.’

De mensheid gelooft niet, dat alles georchestreerd is:
‘Wat was dit voor nacht? Maar nu trof het hen, andere nachten trof het anderen, en ook vannacht trof het ontelbare anderen, - er was nooit een dag of een nacht of maar een moment, waarop zoiets niet aan de gang was voor iemand, zo lang de mensheid bestond. Zonder onderbreking waarde het onheil rond op aarde, als een zwaluw door een muggenzwerm, met scherpe zwenkingen, zijn snavel wijd open.’