De lamlendigheid van de griep duurt en duurt en dus stijgt het aantal boeken in april tot grote hoogten. Ik begon aan Bowen omdat Meijsing me deprimeert en dat kan ik nu even niet gebruiken. 'Moord in het museum' heb ik zo snel gelezen dat het plaatje van de voorkant niet eens in mijn linkerkolom terecht gekomen is.
Het verhaal
De docente Joanne Kilbourn is onlangs met haar kinderen verhuisd naar een andere stad om daar haar verwoeste leven weer een beetje op orde te krijgen. Ze heeft nog niet zolang daarvoor haar man verloren en daarna een aanslag op haar leven ternauwernood overleefd. in deze nieuwe omgeving lijkt haar leven zich eindelijk weer in rustiger vaarwater te gaan begeven.
Dan komt het meisje waarmee ze is opgegroeid, Sally Love, weer in haar leven. Zij is kunstenares geworden en zal in deze stad de opening van een overzichtstentoonstelling van haar werk bijwonen in het museum waarvan haar ex-man en de vader van haar kind de directeur is. De kunstwerken zijn nogal seksueel getint en roepen daarom heftige reacties op van het conservatieve deel van de bevolking. Dan wordt een vriendin en ex-partner van Sally Love vermoord gevonden in het museum. Heeft Sally dit op haar geweten?
Best een lekker boek voor zo ziek op de bank. Maar vele moordromans zijn oneindig veel beter dan deze. Niet in de laatste plaats omdat de taal die hier en daar gebezigd wordt me stevig tegenstond. Zo gebruikt Bowen net te vaak allerlei spreektaal, die de dialogen een soort gemaakte vlotheid geeft. En ook onderbreekt ze best mooie beschrijvingen door rare opmerkingen. Een voorbeeld:
'Uit het niets scheerde er een havik dwars over de weg en pikte een diertje uit de ernaast gelegen greppel op. Het was een adembenemend mooie vloeende beweging. "Hebbes", zei ik.'
Als die laatste zin er nou niet aan toe was gevoegd had ik dit vast en zeker niet geëzelsoord. Maar die laatste zin verpest het hele beeld. En dat gebeurt nét iets te vaak.
De zon schijnt inmiddels weer, terug naar Meijsing.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten