vrijdag 15 augustus 2014

Julio Cortázar - Rayuela: een hinkelspel


Voor het eerst in jaren las ik een boek met een potlood in de hand, om aantekeningen te maken in de kantlijn. Het leek wel studeren! Ik las namelijk de Spaanse "Ulysses": Rayuela, van Julio Cortázar, uit 1973, dat onlangs in een nieuwe vertaling verscheen.

Het boek is opgedeeld in twee delen: in het eerste deel, dat de eerste 56 hoofdstukken beslaat, vertelt Cortázar een vrij rechttoe, rechtaan verhaal. Het tweede deel verzorgt commentaar op en verdieping van dat verhaal, geeft inzicht in de geschriften van Morelli en bevat vele citaten. Als je ervoor kiest het hele boek te lezen spring je steeds heen en weer tussen het eerste deel en het tweede deel. Vandaar de titel: een hinkelspel.

Hinkelen speel je met een steentje dat je met de neus van je schoen vooruit moet schoppen. Benodigdheden: een trottoir, een steentje, een schoen en een mooie krijttekening, liefst in kleur. Bovenin bevindt zich de Hemel, onderaan de Aarde, het is erg moeilijk om het steentje in de Hemel te krijgen, je mikt bijna altijd verkeerd en dan rolt het steentje buiten de tekening.

Het verhaal speelt zich af in het jaar 1960 en gaat over een vriendengroep in Parijs die zich "de slangenclub" noemt. Waarom die zo heet is overigens onduidelijk. Het doel van de Club is in het begin van het boek eveneens onduidelijk. Ze discussiëren eindeloos met elkaar over allerlei schrijvers, dichters, musici, discussiëren nog maar wat meer, zuipen, zuipen nog maar wat meer, draaien plaatjes, zuipen nog maar wat meer, roken en draaien meer plaatjes. Op p. 63 concludeert Horacio Oliveira, de hoofdpersoon van de roman: "Het slot van het liedje zal zijn dat we naar de Bibliotheque Mazarine gaan om aantekeningen te maken over alruin wortels, de halssnoeren bij de Bantoes, of de vergelijkende geschiedenis van de nagelschaartjes."
Ik dacht eerst dat de slangenclub een studentenclubje was, maar op een gegeven kom je erachter dat Oliveira zeker al tweede helft 40 is (hij studeerde rond 1930). Tegelijkertijd koestert hij het niet-volwassen zijn: "het is werkelijkheid dat we na ons veertigste ons ware gelaat in de nek hebben en wanhopig achterom kijken." Cortázar geeft hier een aanwijzing voor in hoofdstuk 117: kinderen kennen het onderscheid niet tussen goed en kwaad (een theorie uit de jaren '20 van de vorige eeuw), waarmee Oliveira alle rottigheid die hij in het boek uithaalt lijkt goed te praten.

De belangrijkste leden van de slangenclub zijn de hoofdpersoon Horacio Oliveira: de 'reinigend offerpriester', oorspronkelijk afkomstig uit Argentinië. Wat zoekt hij precies in Parijs? Wat ontloopt hij? Dan is er La Maga (Lucía): de vriendin van Oliveira, oorspronkelijk afkomstig uit Montevideo. Zij wordt neergezet als een onderontwikkelde en tikje dommige vrouw. Ze blijkt een kindje te hebben dat als bijnaam Rocamadour heeft. Waarom het kindje ergens op het Franse platteland bij een vrouw is en niet bij zijn moeder is onduidelijk. Oliveira geeft overigens pas toe dat hij verliefd op La Maga is, als zij hem al ontglipt is. Ook de andere vrouw uit het gezelschap, Babs, wordt vooral afgeschilderd als dommig. Zie bijvoorbeeld p. 437, waarin zij steeds maar weer "bewonderend aan zijn lippen hing." (van haar vriend Ronald). Ook interessant is Ossip Gregrorovius: de man van wie de afkomst onduidelijk is, die meerdere moeders zegt te hebben in verschillende landen, met zeer uiteenlopende levensverhalen. En dan zijn er nog een paar anderen die minder aan bod komen.

De gedachtenwereld van ene Morelli is erg belangrijk voor de leden van de slangenclub, in hoe ze denken over literatuur: "Provoceren, een tekst ter hand nemen die slordig is, rammelend, onsamenhangend, bewust anti-roman(tisch), (...). Zonder je de grootste effecten die het genre biedt te ontzeggen als de situatie het vereist, maar met in je achterhoofd de raad van Gide, ne jamais profiter de l'élan acquis. Zoals alle door de westerse wereld uitverkoren producten, stelt de roman zich tevreden met een gesloten orde. Lijnrecht daartegenin gaan, ook hier zoeken naar een opening en daartoe iedere systematische opbouw van karakters of situaties categorisch achterwege laten. Methode: ironie, onophoudelijke zelfkritiek, incongruiteit, fantasie ten dienste van niemand."
"Morelli ziet in dat louter esthetisch schrijven een goocheltruc is, bedrog dat uiteindelijk alleen de vrouwtjes-lezer opwekt, de lezer die geen problemen wil, maar oplossingen, of valse problemen van anderen waarbij hij gerieflijk in zijn luie stoel kan zwijmelen, zonder betrokken te raken in het drama dat ook het zijne zou moeten zijn."

Het doel van het loslaten van bekende structuren, in de woorden van Morelli: "Per slot van rekening betekent verrotten een eind maken aan de onzuiverheid van de samenstellende delen en het teruggeven van de rechten aan het chemisch zuivere natrium, magnesium, koolstof. Mijn proza rot syntactisch weg en wint - heel moeizaam - aan eenvoud."

"Als je het boek las, kreeg je af en toe de indruk dat Morelli gehoopt had, dat de opeenstapeling van fragmenten plotseling zou kristalliseren tot een algehele werkelijkheid. (...) een kristallisatie die, zonder de wanorde waarin de hemellichamen van zijn kleine planetenstelsel rondcirkelden ook maar enigszins te wijzigen, een alomtegenwoordig, volledig begrip van hun bestaansredenen mogelijk maakte, (...)."
"De meest voor de hand liggende kwalificatie van deze toon was 'teleurstelling', maar je voelde dat deze teleurstelling in de grond niet toegeschreven moest worden aan de omstandigheden en gebeurtenissen die in het boek beschreven werkden, maar aan de wijze waarop ze beschreven werden, een wijze die - Morelli had het zoveel mogelijk proberen te camoufleren - een beslissend stempel op het vertelde drukte. De uitschakeling van het schijnconflict tussen vorm en inhoud kwam weer aan de orde (...). Wat hij in zijn boek vertelde diende nergens toe, was niets, omdat het slecht verteld was, eenvoudigweg omdát het verteld was." (p. 524)

Aardig is ook de tegenhanger van Morelli gepresenteerd wordt, ene Ceferino Piriz die alles juist in systemen onderbrengt. Hilarisch, daar waar de pogingen van Morelli om structuur van zich af te schudden treurig voelen. Moet hierin ook de referentie naar tuinieren worden gezien in hoofdstuk 134: verschil tussen Engels: mislukkingen vallen weg in het groter geheel vs Frans: elke mislukking valt op
In H82 maakt Morelli een vergelijking tussen schrijven en muziek maken, ritmisch bezig zijn. Wellicht dat er daarom zoveel verwijzingen naar muziek een rol spelen in het verhaal? "De muziek verliest haar melodisch karakter, de schilderkunst verliest haar anekdotisch karakter, de roman verliest zijn beschrijvend karakter." Ook hier wil hij dus dat alle structuur wordt losgelaten. De vraag die zich opdringt is: levert niet de dwang van het persé willen vermijden van elke vorm van structuur een nieuw keurslijf op?

Maar dan gebeurt er iets noodlottigs, iets dat de slangenclub uit elkaar doet spatten. Daarop keert Oliveira terug naar Buenos Aires, waar hij intrekt bij de vrouw die al die tijd op hem gewacht heeft. Hij hernieuwt de vriendschap met zijn vriend Manu (Traveler, de bijnaam ondanks het feit dat hij nooit reisde), met wie hij een haat/liefde-verhouding heeft en die samenwoont met de mooie en slimme Talitha. Zij zorgt voor balans in de relatie tussen Traveler en Oliveira, een rol die ze met toenemend ongemak en ongenoegen vervult; zij dreigt speelbal te worden van de spelletjes die Oliveira met de mensen in zijn omgeving speelt. Talitha is eigenlijk de enige vrouw in het boek die respect afdwingt, zij kan moeiteloos aan de woord- en filosofische discussies meedoen. Talitha en Traveler werken in een circus en bezorgen Oliveira daar een baantje als een manusje van alles. Gedrieën weten ze de directeur van het circus over te halen een krankzinnigengesticht te kopen en de zorg voor de bewoners over te nemen van de bestaande staf. Ze bereiden zich voor op hun nieuwe functie door het lezen van een handboek en het voeren van discussies... In het begin lijkt het nog best goed te gaan en lijken ze te worden geaccepteerd door de bewoners van het gesticht. Totdat Oliveira, in zijn zoektocht naar de verloren gegane liefde voor La Maga, de grip op de werkelijkheid verliest.

Talitha lijkt niet alleen de brug te zijn tussen Traveler en Oliveira, tussen zijn leven in Frankrijk en dat in Argentinië, maar ook tussen leven en dood:
... over de drie dagen dat de geesten van de afgestorvenen naar de hemel zweven en er een brug bestaat tussen de mens en het gat daarboven, een brug van mens tot mens (...). De vier-en-twin-tig-ste-au-gus-tus was een van de drie dagen waarop de aarde zich opende.

La Maga wordt in als Eurydice neergezet, voor wie Oliveira als Orpheus naar de onderwereld afdaalt om haar terug te halen naar het land der levenden. Met andere woorden: Oliveira moet naar de hel (de lijkenkelder van het krankzinnigengesticht) om zijn La Maga weer terug te krijgen.

Het absurde zit hem niet in de dingen op zich, het absurde zit hem in het feit dat de dingen er zijn en dat wij ze als absurd ondergaan.

In het tweede deel lijkt het alsof de schrijver Oliveira neer wil zetten als de non-conformist van Morelli: "Op het vlak van het dagelijks gebeuren wordt het gedrag van mijn non-conformist gekenmerkt door het afwijzen van alles wat riekt naar ingeburgerde ideeën, traditie, kuddegeest gebaseerd op angst en bedrieglijk wederzijdse voordelen hij zou zonder veel moeite Robinson Crusoe kunnen zijn. Hij is geen mensenhater, maar hij aanvaardt van mannen en vrouwen enkel dat deel dat niet gemodelleerd is door de maatschappelijke bovenbouw; zelf zit hij met zijn halve lichaam in de mal en hij weet het, maar dit weten is actief, het is niet de berusting van de mens die in de maat loopt. Met zijn vrije hand slaat hij zich het grootste deel van de dag in het gezicht en op zijn vrije ogenblikken slaat hij ermee in het gezicht van anderen, die het hem drievoudig betaald zetten."

Oliveira komt aan de lopende band in de meest absurde situaties terecht. Zo komt hij bij een concert van ene Berthe Trépat terecht, de uitgerangeerde en wel gekke pianiste die hij na het concert naar huis brengt, en de ontmoeting/de nacht die hij doorbrengt onder de brug langs de Seine met de zwerfster waarover La Maga hem ooit vertelde.
Hij lijkt deze situaties vooral te ondergaan, met een irritatie oproepende passieve houding. Die hij zelf verklaart: "bij een passief karakter hoorde een maximale vrijheid en beschikbaarheid, het luie ontbreken van principes of overtuigingen maakte hem gevoeliger voor de as-conditie van het leven (...)."

Al met al was het best een klus, het lezen van Rayuela. Lange zinnen met veel mij onbekende woorden, terwijl de betekenis van taal, van dialectiek volgens de hoofdpersonen niet onderschat kan worden, ze zich zorgen maken over taalverarming, zelfs een taaltje verzinnen (het Gligisch van La Maga, Oliveira een woordspelletje speelt met de letter H (zie p. 410), "Mooie buitenlandse woorden zijn als oases, pleisterplaatsen.", Talitha, Traveler en Oliveira die een 'wipwapspel' spelen met woorden uit het woordenboek (H41, p 253), de verwijzing naar Esperanto, de vreemde taal in hoofdstuk 69. Rijke taal, maar vaak onbegrijpelijk. Dat is hard werken als lezer.

Zeker ook omdat er in de slangenclub lange gesprekken gevoerd worden, waarbij de vele namen van dichters, schrijvers, filosofen, musici en muziekstukken het erg lastig maken om in het verhaal te blijven. Zeker als je het hinkelend leest want dan wordt na vrijwel elk hoofdstuk het verhaal onderbroken om te hinkelen naar het tweede deel van het boek. In het begin had ik de neiging om alle onbekende woorden, de genoemde schrijvers/dichters etc op te zoeken en de muziek te gaan beluisteren. Die lust verging me toch wel vrij snel toen er maar geen eind aan kwam. Ik zit blijkbaar niet zo in wie er in de jaren '50/'60 van de vorige eeuw belangrijk waren.

Ook speelt Cortázar met verschillende schrijfstijlen. Zo is er een stream of conciousness-stuk, het hoofdstuk met twee vervlochten verhalen, het optellen en aftellen van de achtereenvolgende alinea's. Dat is een verrijking van het boek, van het experiment dat dit boek overduidelijk is, maar bemoeilijkt het lezen evenzeer.

Tot slot een groot compliment voor de vertaalster, Barber van de Pol, die hier een puik stuk werk heeft afgeleverd! Van de zaken waar de schrijver er zelf voor koos om ze in het Frans, Engels of anderszins te schrijven ligt het voor de hand dat zo te laten, maar wanneer kies je ervoor om iets niet te vertalen naar het Nederlands, maar het in het Spaans te laten staan?

Geen opmerkingen: