vrijdag 21 september 2012

Marlen Haushofer - De mansarde



Wat een eenzaamheid weet Haushofer met dit verhaal te tekenen, ongelofelijk. Tussen de verschillende personages is wel interactie, maar echt contact hebben ze niet met elkaar. Heel akelig.

Het verhaal draait om een week uit het leven van een echtpaar, eind jaren 60 van de vorige eeuw. Hij werkt buitenshuis, zij is een illustratrice, ze tekent met name insecten. Ze probeert steeds een vogel te tekenen, een vogel die zich bewust is van de andere vogels. Maar dat lukt niet en dat drijft haar tot wanhoop. Naast haar werk in de zolderkamer (de mansarde) zorgt ze voor het huishouden, zo gaat ze als een gek alle boekenkasten afstoffen. Hun oudste kind, een jongen, is het huis al uit. Het jongste kind, een tienermeisje, heeft niet zoveel aan haar ouders; zij laten haar vooral links liggen. Op maanddag beginnen er grote gele enveloppen op de deurmat te vallen. In de enveloppen zitten de dagboekaantekeningen die de vrouw maakte toen zij tijdens een akelige periode in haar leven, jaren geleden, ineens doof bleek en zou gaan herstellen in een huisje ergens in de bergen. Ze is ervan overtuigd dat ze als dove vrouw waardeloos is, mede door de opstelling van haar schoonmoeder.

Wat er nou precies de reden van is dat ze doof is geworden, wordt niet duidelijk, op de een of andere manier stelde me dat teleur. En aan de andere kant zijn de personages in het boek me sowieso al zo vreemd, het geheel staat zo ver van me af, dat dat ook wel weer passend was.

Een paar citaten

"Zelfs onze dochter is is ons vreemd. Ze is vijftien jaar en wet niet goed wat ze met ons moet beginnen. (...) Het is voor Ilse heel goed dat we haar niet echt nodig hebben en niet onbehoorlijk sterk aan haar gehecht zijn. Ilse behoort niet tot de binnenste cirkel."

"Ik haat de wekker. Hij staat op Huberts nachtkastje en ik kan hem niet afzetten. Terwijl ik er zeker van ben dat dat vervloekte ding ons vermoordt, elke dag een beetje. Alleen al het wachten tot de wekker gaat rinkelen is een kwelling. Ik ben bang voor het lawaai dat dat ding maakt. Hubert wantrouwt mij en heeft me verboden de wekker aan te raken; ik heb namelijk volgens hem al twee wekkers in het geniep om zeep gebracht. Dat klopt niet, ze vonden het gewoon niet prettig dat ik ze aanraakte, omdat e net zo'n hekel aan mij hebben als ik aan hen. Soms stel ik me voor hoe ik deze nieuwe wekker zou kunnen maltraiteren en dat lucht een beetje op. Hubert verbeeldt zich dat wekkers volkomen onschadelijke instrumenten zijn, in zijn blindheid vindt hij ze zelfs nuttig. Maar hij heeft er hoe dan ook geen idee van wat goed voor hem is en wat niet."

"Detectives zijn het onschadelijkste middel tegen zinloos gepieker. Je houdt er ook geen kater aan over. Om dezelfde reden waarom ik ze lees slaap ik ook zo graag."

Geen opmerkingen: