zaterdag 11 januari 2003
José Saramago - De stad der blinden
Op aanraden van Ina een prachtig boek gelezen: De stad der blinden, door de Portugese schrijver José Saramago, die in 1998 de Nobelrpijs voor de literatuur won.
Het verhaal
Een man, we kennen zijn naam niet, zit in zijn auto voor het stoplicht te wachten. Het licht wordt groen, maar de auto trekt niet op. De bestuurder blijkt van het ene op het andere moment blind te zijn geworden!
Een bijzondere vorm van blindheid, tot dan toe onbekend, waarbij de man het gevoel heeft dat hij met zijn ogen open in een melkplas gedompeld is. De blindheid blijkt uiterst besmettelijk en in no time zijn er zoveel blinden dat de regering in moet grijpen. Ze worden afgezonderd in een voormalig gekkenhuis opgesloten zonder enig contact met de buitenwereld ivm het besmettingsgevaar. Ze vervallen in een soort primitief gedrag waar de honden geen brood van lusten.
Huiveringwekkende scenes waar om voedsel gevochten moet worden, in de steeds smeriger wordende omgeving. Er is een soort 'Animal Farm'-gedeelte in het verhaal waar één groepje blinden de macht in het gekkenhuis naar zich toetrekt en de andere blinden, ongeorganiseerd als ze zijn, niet bij machte zijn daar doorheen te breken. Het is echt 'ieder voor zich' en 'pakken wat je pakken kan' dat fascinerend beschreven wordt.
Eén vrouw is niet blind, ze wilde haar man (ironisch genoeg een oogarts, net de enige arts waar men in zo'n situatie niks aan heeft) niet in de steek laten. Ze kan echter aan de andere blinden niet laten merken dat ze niet blind is, ze zou de slavin van alle blinden worden gemaakt. In het land der blinden is eenoog koning is een gezegde dat hier niet op zou gaan. Zij sleept een groepje blinden door deze hel. Wat is het dat ervoor zorgt dat zij als enige niet blind wordt? Die vraag heb ik niet beantwoord gekregen, en intrigeert me zeer!
We leren van geen van de hoofdpersonen de naam, ze worden aangeduid als 'de eerste blinde', 'het meisje met de zonnebril', 'de vrouw van de oogarts': blinden hebben hun naam niet nodig, aldus Saramago. Hmm.
Daar was ik het niet zo mee eens. Ook als je iemand niet ziet, blijft het wel een individu. Maar deze manier van benoemen van mensen levert wel een afstandelijkheid op die de roman zeer ten goede komt.
Ook is de stijl waarin het boek geschreven is absoluut niet doorsnee. Hele dialogen staan achter elkaar opgeschreven. Slechts een hoofdletter kan betekenen dat er iemand anders aan het woord is. Dat betekent dat je erg moet opletten. Maar ik vond het niet storend, absoluut niet!
Het einde is verrassend, hoopgevend. Wat ik me afvroeg: wordt alles weer net als vroeger of zijn de mensen door als 'levende doden' te hebben geleefd dusdanig veranderd dat er een onherstelbare schade is opgetreden? Ik vroeg me af of het toch niet allemaal een heel nare droom was? Die suggestie wordt in ieder geval meerdere malen in het boek gedaan.
Diep onder de indruk!! Dank, Ina, voor deze tip!!!
Kader Abdolah - Een tuin in de zee
Een tuin in de zee bevat de verzamelde columns uit de Volkskrant van Kader Abdolah. Prachtig, wat kan die man schrijven! Als zijn onderwerpen Perzië betreffen, schrijft hij sprookjesachtig (1001 nachten), als het de Nederlandse cultuur betreft schrijft hij verwonderd, als het de politieke situatie in zijn thuisland Iran betreft schrijft hij woedend, smekend, wanhopig, sceptisch als hij de reactie van de wereld hierop beschrijft:
Kader drinkt zogenaamd thee met van Aartsen, die op bezoek in Iran is:
K: 'Vertel eens, wat heb je vandaag met de geestelijken besproken?'
A: (...) Ik heb harde woorden tegen hen gebruikt.' Nu ging zijn hand automatisch naar zijn gouden das, die hij niet meer om had: 'Ik heb zelfs naar het nucleaire programma van Iran gevraagd.'
K: 'Echt waar?'
A: 'Met strenge woorden heb ik duidelijk gemaakt dat Iran zijn handen thuis moet houden en zich niet meer met de Libanese zaken moet bemoeien. Duidelijk, weg met de Hezbollah.'
K: Niet te geloven, hoe durf je?'
A: 'En ik liet er geen twijfel over bestaan dat de mensenrechten hoog op de Iraanse agenda moeten staan.'
(...)
A: 'Wat denk je, heb ik hard genoeg gesproken?'
K: 'Heel goed, echt heel goed'
Op dat moment viel er een appel uit de boom.
A: 'Wat was dat?' vroeg hij geschrokken.
K: 'O, niets bijzonders. Als we vroeger wel eens harde woorden gebruikten, viel er ook een appel!'
En in een andere column:
Nog nooit in de geschiedenis van de mensheid is de vrijheid zo onbereikbaar en tegelijkertijd bereikbaar geweest. Nog nooit snakte men zo naar de vrijheid. Het is een gekke situatie geworden. Aan de ene kant blijkt dat men nog een halve eeuw moet vechten om de democratie te bereiken, en aan de andere kant verplaatst de KLM je in een paar kwartiertjes met een vals paspoort naar de democratie.
Zeer lezenswaardig!
donderdag 2 januari 2003
Margaret Atwood - Katteoog
Prachtig boek!! Eerder las ik haar 'de blinde huurmoordenaar', waar ik nog steeds veel aan denk. Dus de verwachtingen waren hooggespannen.
Ik vond het begin niks aan, maar na ongeveer 120 p. kwam het ineens in een stroomversnelling. Het verhaal is heel zwaar, dus 'even snel uitlezen' lukte me niet.
Waarover gaat het? Elaine Risley, schilderes, keert op 50-jarige leeftijd terug naar Toronto, de stad waar ze opgroeide, omdat er daar een overzichtstentoonstelling wordt georganiseerd van haar werk. Ieder deel van het boek begint met een hoofdstukje over het nu (jaren 80), de voorbereidingen voor die tentoonstelling. De overige hoofdstukken vertellen over haar jeugd, puberteit, huwelijksjaren. Prachtige tijdsbeelden van de zuinige jaren 40, truttige jaren 50, de met-iedereen-sex-hebben jaren 60 en de grote stadsproblemen van de jaren 80. Alleen de jaren 70 komen eigenlijk amper aan bod (waren die niet interessant?)
De vroegste jeugd (< 8 jaar, tijdens WOII) brengt Elaine door met haar vader, moeder en broer, rondzwervend door Canada om insecten te zoeken. Na WOII wordt de vader hoogleraar entomologie (insectkunde) in Toronto, de moeder noodgedwongen huisvrouw (een rol die haar totaal niet past, ze blijft dan ook een buitenbeentje in de nieuwbouwwijk waar ze zich vestigen).
We zien Elaine tijdens de lagere school tijd het slachtoffer worden van de afschuwelijke pesterijen door haar zogenaamde 'vriendinnen', vooral een meisje dat Cordelia heet is er de aanstichtster van. De ouders van Elaine hebben heel goed door wat er gebeurt, maar op de een of andere manier ontbreekt het hen de moed om de 'vriendinnen' tot de orde te roepen. Ook de ouders van de pestkoppen hebben wel door wat er gebeurt, maar 'Elaine zal het er wel naar gemaakt hebben, zo'n kind van die ongelovigen'.
Elaine probeert wanhopig de pesterijen te vergeten en als ze naar de middelbare school gaat lijkt dat te gaan lukken! Maar dan mislukt Cordelia op haar eigen school en komt op die van Elaine, waarop de twee verder samen optrekken. Elaine lijkt nu de sterkste, ze kan zich niks herinneren van hun rare jeugd, behalve een vaag gevoel van dreiging waar ze liever niet meer aan terugdenkt. Cordelia zakt steeds verder weg, Elaine wordt succesvol. Het lijkt een eind goed, al goed te worden.
Maar toch: het treiteren beïnvloedt haar hele leven, tot op de dag van 'nu' toe. Alle kunstwerken die ze maakt, de dromen die ze droomt, hebben met de onmacht en de haat te maken. De zelfhaat van Elaine is huiveringwekkend. Ook als ze zich ineens het hele verleden herinnert. Als lezer ben je continu bang dat ze zelfmoord zal gaan plegen...
De titel slaat op de knikker (een zgn. katteoog, tegenwoordig zouden we ongetwijfeld kattenoog moeten schrijven :-) ) die Elaine als talisman bij zich heeft. Opvallend is dat het gepest pas ophoudt als ze de talisman 'vergeet'!
Waarom kon ik het begin toch zo moeilijk pruimen? Dat gevoel blééf trouwens zo bij de hoofdstukken over het hier en nu (tot het laatste deel dan tenminste): Elaine is een vrouw die zichzelf met 50 jaar stokoud vindt (dat irriteerde me mateloos, alle hoofdstukken over het 'nu' zuchten diep). Ik hoop toch echt dat als ik 50 word, ik niet denk dat het leven dan 'over' is hoor. Gatver! En het begin gaat dus vooral over hier en nu. Ook de vroegste jeugd, dat rondzwerven om de insecten te vangen, kon me niet boeien. Maar daarna? Zo indrukwekkend!!
Even een 'paar' citaten, het eerste ezelsoortje is pas op p. 121:
------------
Zo gaat dat. Het is het soort dingen dat kinderen van die leeftijd elkaar aandoen, of vroeger aandeden, maar ik had er geen ervaring mee. Toen mijn dochters die leeftijd, negen jaar, naderden, begon ik ze angstvallig in de gaten te houden. Ik onderzocht hun vingers op bijtplekken, hun voeten, de punten van hun haar. (...) Maar ik kon niets aan ze zien, wat misschien alleen maar betekende dat ze goed de schijn konden ophouden, even goed als ik dat kon. (...) De meeste moeders gaan zich zorgen maken wanneer hun dochters in de puberteit komen, maar bij mij was het omgekeerd. Ik kwam tot rust, ik haalde opgelucht adem. Kleine meisjes zijn alleen lief en klein in de ogen van volwassenen. Tegen elkaar zijn ze niet lief. Ze zijn levensgroot.
------------
Er wordt van me verwacht dat ik me gedraag alsof er nooit iets gebeurd is. Maar dat kost me moeite, omdat ik het gevoel heb dat ik altijd in de gaten word gehouden. Ik kan ieder moment een grens overschrijden waarvan ik het bestaan niet eens ken.
------------
Zelfs als je nog maar een kind bent, geldt: hoe hard je ook boent, er zal altijd wel een vlekje of smetje op je gezicht blijven, en wat je ook doet, je zult altijd stommiteiten blijven begaan, er zal altijd iemand zijn die een boos gezicht zet.
------------
Mijn moeder lacht naar me (...) en drukt me met één arm tegen zich aan. Ze denkt dat ik gelukkig ben.
------------
Ik sta daar op de bovenste tree, verstijfd van haat. Degene die ik haat is niet Grace, zelfs niet Cordelia. Zo ver kan ik niet gaan. Ik haat mevrouw Smeath [de moeder van Grace, Elsje], omdat iets wat ik als een geheim beschouwde, iets van meisjes, van kinderen onder elkaar, geen geheim is. Er is al eerder over gepraat, en het wordt getolereerd.
------------
Eminent, dat wil zeggen: rijp voor het mausoleum. Ik kan net zo goed nu al op de marmeren plaat gaan liggen en het laken over mijn hoofd trekken.
------------
Op een dag ga je van huis, in gewone kleren, je wordt zonder waarschuwing vermoord, en en dan komen al die mensen naar je kijken en je onderzoeken dat vind ik ongepast. Moord zou een plechtiger gebeuren moeten zijn.
------------
Oude minnaars gaan de weg van oude foto's, geleidelijk verblekend als in een langzaam werken zuurbad: eerst de moedervlekken en pukkels, dan de nuances, dan de gezichten zelf, tot alleen de omtrekken nog zichtbaar zijn
------------
Misschien had niemand de mannen moeten vertellen dat ze ook maar mensen zijn. Het heeft alleen maar tot gevolg gehad dat ze zich niet meer op hun gemak voelen. Het heeft ze alleen maar geraffineerder gemaakt, sluwer, ontwijkender, moeilijker te doorgronden.
------------
Klassiek is voor mij gaan betekenen: uitgebleekt en kapot. Aan de meeste Griekse en Romeinse beelden ontbreekt iets, en de algehele arm-, been- en neusloosheid irriteert me, om van de afgebroken penissen nog maar te zwijgen.
------------
'Ik ga niet tekeer omdat ik een vrouw ben,' zeg ik. 'Ik ga tekeer omdat jij een klootzak bent.'
------------
Jonge vrouwen moeten onrechtvaardig zijn, het is een van hun weinige afweermiddelen.
------------
Ik ben goed in weggaan. De truc is dat je jezelf moet afsluiten. Niets horen, niets zien. Niet achterom kijken.
------------
Oog om oog leidt alleen maar tot meer blindheid.
Abonneren op:
Posts (Atom)